Vlieg mee met de wind (4-6)

Doel van activiteit

Gebruik zintuigen – de beweging van de wind waarnemen/ervaren op een dag met veel wind.

Ervaren dat de wind iets in beweging kan zetten.

 

Materiaal

  • Oude plastic tassen of kranten
  • Touw en stokjes
  • Plakband of tape

Voorbereiding

  • Materiaal verzamelen
Image
Image

Activiteit 

Laat de kinderen (begeleid) spelen in de buitenruimte op een dag met veel wind. Leg de materialen bij je.

 

Vragen die je kunt stellen zijn

  • Bij het buitenspelen kinderen attenderen op de wind
  • Wat voel je/ waar voel je dat? (lange haren/ je gezicht)
  • Hoe klinkt de wind?
  • Waar komt de wind vandaan?
  • Waar gaat de wind naar toe?
  • Waar is de wind als het niet waait?
  • Hoe ziet de wind eruit?
  • Wat zie je bewegen?
  • Hoe kun je de wind zien?
  • Maak met de kinderen een eenvoudige vlieger van een plastic tas aan een touwtje of van papier/plastic met stokjes, touw en tape.
  • Wat gebeurt er?
  • Wat gebeurt er als het harder waait?
  • Wat gebeurt er als je gaat rennen en waarom?
  • Op welke plek lukt dat het beste? Hoe komt dat?
  • Daarna binnen in een kring het verhaal vertellen en daarna terugkomen op de beleefde ervaring. Wat hebben we ontdekt?
  • Wat kun je een andere keer doen zodat het beter gaat?
  • Wat kun je nog meer laten waaien?

Suggesties voor verdieping 

  • Filmen van de activiteit om de ervaring te laten verwoorden en ondersteunen.
  • Een aantal echte vliegers laten zien (eventueel een aantal filmpjes)
  • Samen bedenken waarom deze goed zouden vliegen?
  • Hoe kunnen we samen een supervlieger bedenken?
  • Wie wil deze maken en wat heb je dan nodig?
  • Tekenen over de vliegers
  • Praten over het vliegen van vogels
Image
Image
Image

Terug naar het overzicht

Wil je meer leuke lessen uit deze serie? Klik dan op het gele bordje met de zon.

Image