
Activiteit
Laat de kinderen (begeleid) spelen in de buitenruimte op een dag met veel wind. Leg de materialen bij je.
Vragen die je kunt stellen zijn
- Bij het buitenspelen kinderen attenderen op de wind
- Wat voel je/ waar voel je dat? (lange haren/ je gezicht)
- Hoe klinkt de wind?
- Waar komt de wind vandaan?
- Waar gaat de wind naar toe?
- Waar is de wind als het niet waait?
- Hoe ziet de wind eruit?
- Wat zie je bewegen?
- Hoe kun je de wind zien?
- Maak met de kinderen een eenvoudige vlieger van een plastic tas aan een touwtje of van papier/plastic met stokjes, touw en tape.
- Wat gebeurt er?
- Wat gebeurt er als het harder waait?
- Wat gebeurt er als je gaat rennen en waarom?
- Op welke plek lukt dat het beste? Hoe komt dat?
- Daarna binnen in een kring het verhaal vertellen en daarna terugkomen op de beleefde ervaring. Wat hebben we ontdekt?
- Wat kun je een andere keer doen zodat het beter gaat?
- Wat kun je nog meer laten waaien?
Suggesties voor verdieping
- Filmen van de activiteit om de ervaring te laten verwoorden en ondersteunen.
- Een aantal echte vliegers laten zien (eventueel een aantal filmpjes)
- Samen bedenken waarom deze goed zouden vliegen?
- Hoe kunnen we samen een supervlieger bedenken?
- Wie wil deze maken en wat heb je dan nodig?
- Tekenen over de vliegers
- Praten over het vliegen van vogels


